Het is maandagochtend. Je wordt wakker met een goed humeur, vol goede herinneringen aan de dag ervoor. Eerst heb je heerlijk uitgeslapen. Daarna ben je gezellig met je zoontje naar een attractiepark geweest. Vervolgens heb je nog met een paar vrienden die je al een half jaar niet gezien had gebarbecued, een paar biertjes gedronken en veel gelachen en om het af te maken had je ‘s avonds nog geweldige sex met je vriendin. Je hebt het gevoel dat je de hele wereld aankunt en je dag kan nu al niet meer stuk.
Denk je.
Want dan begint de eerste werkdag van de hekwerkweek. Nog voor je opgestaan bent, gaat de telefoon. Het is één van je monteurs, die zegt dat hij met groene in plaats van antraciete draadmatten op een project staat. Hij kon er niets aan doen. Iemand had de groene matten op een plek gelegd, waar normaal altijd de antraciete matten liggen en in de ochtendschemering kun je nu eenmaal het verschil niet zien. Hij kan wel alvast gaten gaan graven, maar of je wel even ‘iemand’ kunt organiseren die de goede matten langsbrengt.
Het ging hierbij natuurlijk net over een klus die per-sé vandaag af moest, omdat morgen het nieuwe pand feestelijk door de burgemeester geopend wordt. Bovendien is het een klus die veel geld opbrengt en die je graag wilt factureren, omdat de bankrekening na een paar tegenvallers redelijk leeg is en er nog een paar dure rekeningen van leveranciers liggen te wachten..

Maar je was in een goed humeur, dus geen probleem, dan ga je wel wat eerder naar de zaak en laad je die matten alvast op de aanhanger, dan kan Piet die straks wel even wegbrengen. Je rent onder de douche door, slaat je ontbijt over en racet naar de zaak, maar terwijl je onderweg bent, gaat de telefoon opnieuw. Piet aan de lijn. Hij heeft van het weekend bij het voetballen zijn enkel geblesseerd en moet eerst naar de dokter. Het is maar de vraag of hij deze week überhaupt kan komen werken. De ‘iemand’ die de matten naar het project moet brengen, 80 kilometer uit de buurt, dat ben je zelf. Nou ja, dan moet je secretaresse maar een paar afspraken verzetten.
Je komt op de zaak aan en kijkt waar de matten liggen die je nodig hebt. Je ziet dat je er, toen het materiaal voor de klus binnenkwam, een heel groot label met de naam van het project op geschreven had. Je start de heftruck en rijdt naar buiten, terwijl je hardop afvraagt, hoe je monteurs zo slim kunnen zijn dat ze dat grote label over het hoofd hebben gezien. Maar ach, iedereen kan een keer een foutje maken. Je humeur is nog steeds prima.
Nog voor je bij het pakket aankomt, begint de heftruck te sputteren. Diesel op. Gelukkig heb je altijd drie reserve-jerrycans klaar staan en zorgt iedereen, die een jerrycan leegmaakt, altijd heel gedisciplineerd dat die daarna meteen gevuld wordt. Ehh, niet dus. Alle drie de jerrycans zijn leeg. Omdat Piet vandaag niet komt, is de pick-up er niet en dus kan je nu met je personenwagen naar het pompstation, met als gevolg dat die nog de hele week naar diesel stinkt.
Tegen een uur of negen heb je eindelijk alles opgeladen, nadat je eerst nog een half uur hebt lopen zoeken naar spanbanden, die niet in de kist lagen waar ze horen. Je loopt je kantoor binnen om je handen te wassen en even snel een kop koffie te drinken, maar nog voor je een stap over de drempel hebt gezet, roept je secretaresse dat de computer het niet doet. O ja, je had zaterdagochtend nog een update van je orderverwerkingssoftware gestart, maar die is dus kennelijk mislukt en nu is alles vastgelopen. Je secretaresse, je planner en je verkoper kunnen niet aan het werk. Gelukkig had je wel een backup gemaakt, voor je aan die update begon, maar evengoed ben je een uur bezig om alles weer aan de gang te krijgen. Je humeur is nog steeds goed, maar het begint al wel iets af te koelen.
Intussen kon je secretaresse twee afspraken zonder problemen naar morgen verzetten en een derde naar iets later verschuiven. Die laatste was alleen een klein inmeet-klusje, daar kun je dan mooi onderweg naar je monteurs even langsrijden. Je kunt eindelijk je handen wassen, drinkt je eerste kop koffie van de dag en gaat op pad.
Je bent nog maar net op weg, als de ploegbaas van je andere team belt. De grond bij de klus die ze vandaag “even af zouden maken” zit vol wortels en stenen en ze hebben zeker vandaag en morgen nog nodig. Terwijl ze morgen een schuifpoort moeten installeren, die door de fabriek rechtstreeks op het project geleverd wordt. Een levering waar de vrachtwagen intussen al voor geladen is en die je niet zo één-twee-drie kunt laten verschuiven. Nouja, daar verzin je wel iets op als je terug komt.
Als je in de buurt van de snelweg komt, begin je te twijfelen. Het is hier altijd druk. Neem je de snelweg, of ga je binnendoor? Binnendoor duurt een kwartier langer, dus je gokt er maar op dat er geen file op de snelweg staat en draait de oprit op. Helaas, als je net het punt voorbij bent waar je nog had kunnen keren, zie je een zee van rode remlichten voor je. Je humeur begint nu onder nul te zakken.
Als je uiteindelijk bij het inmeet-klusje van 10 minuten aankomt, ondertussen met een knorrende maag want je had nog steeds niets gegeten, tref je daar een boze klant, die zich afvraagt of het soms normaal is om te laat te komen voor een afspraak die al verschoven was? Hij wil weten of je je normaal wel aan je afspraken houdt, of dat hij zijn hek beter bij een meer professioneel bedrijf kan bestellen? Vervolgens heeft hij zevenentwintig vragen over ieder detail van een hekje, dat met 8,75 meter waarschijnlijk het kortste hek is dat je dit jaar gaat zetten en uiteindelijk duurt het inmeten bijna een uur.
Als je weer in de auto zit, kom je erachter dat de klant aan een doodlopende straat woont en er geen ruimte is om te keren. Je moet 600 meter achteruit met je aanhanger, waarbij je twee keer bijna je spiegels eraf rijdt en als niet een toevallige voorbijganger heel hard ‘stop’ had geroepen, had je ook nog een gloednieuwe Porsche een stukje korter gemaakt.
Eenmaal terug op de snelweg hoop je dat je een McDonalds tegenkomt, waar je even door de McDrive kunt om twee cheeseburgers te bestellen, die je dan tijdens het rijden op kunt eten, want je hebt geen tijd om langer stil te staan. Je monteurs hebben al twee keer gebeld om te vragen waar je met de matten blijft en staan al een half uur uit hun neuzen te eten.
Met een humeur dat ver onder het vriespunt is gedaald kom je op het project. Er is geen heftruck, dus er moet met de hand afgeladen worden. Als je daarna even bij de klant binnenloopt, om te zeggen dat je bijna klaar bent en om te vragen of je morgen of overmorgen kunt komen opleveren, zegt die: “Oh ja, dat was ik vergeten te zeggen: de elektricien wacht nog op de intercom, die komt pas over twee weken. Die stelt dan meteen de poort in bedrijf, daarna doen we dan de oplevering, goed?” De feestelijke opening met de burgemeester blijkt ook verschoven, dus achteraf was alle haast helemaal niet nodig en hadden je monteurs ook wel zelf heen-en-weer kunnen rijden. Op je geld moet je nu ook twee weken langer wachten.
Met piepende banden rijdt je het terrein van de klant af en neem je de snelste weg naar huis. Je rammelt intussen van de honger, maar gelukkig weet je op de route een klein truckers-café, waar je enigszins gezond even snel iets kunt eten. Je loopt er naar binnen en wie zie je daar? De monteurs van je andere ploeg, die zogenaamd veel werk hadden met boomwortels en stenen. Die zitten op hun dooie gemak ieder achter een eigen fruitautomaat en hebben twee grote glazen bier voor zich staan.
Je wilt ze meteen op staande voet ontslaan, maar bedenkt je net op tijd. Je hebt teveel projecten aangenomen en de kans dat je op korte termijn andere monteurs vindt, is kleiner dan nul. Je draait je om en loopt gauw naar buiten, omdat je bang bent dat je je hardwerkende en altijd goedwillende monteurs anders keihard voor hun bek zou slaan.
Als je naast je auto een sigaret staat te roken om af te koelen, wordt je gebeld door je secretaresse. Mevrouw Jansen heeft voor de zeventiende keer naar de zaak gebeld en gedreigd om je een Google recensie met nul sterren te geven, als er niet vandaag iemand langs komt om de krasjes op haar hek weg te repareren. Haar was zes weken geleden al beloofd dat er iemand zou komen.
“Kan Piet dat niet doen, met zijn verstuikte enkel?” vraag je haar. Maar Piet heeft intussen gebeld dat zijn enkel gebroken blijkt. Hij mag vier weken niet werken van de dokter. Dus je slaakt een diepe zucht, rijdt naar een bouwmarkt, koopt een spuitbusje verf en rijdt naar het adres van mevrouw Jansen. Daar tover je je vriendelijkste glimlach op je gezicht en terwijl je je diepste verontschuldigingen aanbiedt, dat het allemaal zo lang moest duren, werk je de paar kleine plekjes op het hek bij – waarna ze je harteloos meedeelt dat ze je alsnog een nul sterren-recensie gaat geven, want dat kan toch allemaal zo niet.
Als je eindelijk weer op de zaak bent, is je secretaresse haar spullen aan het inpakken. Haar dag zit erop, terwijl de jouwe nu begint. Gelukkig heeft ze wel een paar broodjes voor je gehaald bij de bakker en een thermoskan koffie klaargezet.
Je ploft in je stoel en opent je e-mailprogramma. De bovenste e-mail is van de accountant. De belastingdienst is het niet eens met de aangifte van vorig jaar en heeft een nieuwe aanslag gestuurd. Of je voor het einde van de maand even honderdduizend euro wilt overmaken.
Paff. Blackout.
Wat er daarna allemaal gebeurde en wat je in de tijd daarna nog wel en niet gedaan hebt, weet je niet meer, maar iets na half acht ‘s avonds schrik je op van de telefoon. Het is je vriendin, die het eten klaar heeft en vraagt of je naar huis komt. Op de automatische piloot sluit je alles af en stap je in je auto. “Hoe was je dag?” vraagt ze opgewekt als je binnenkomt. “Oh, gewoon. Net als anders.” <
Comments