Hekwerkers kunnen goed met elkaar opschieten. Ze hebben vaak via dezelfde, harde leerschool het vak geleerd – met heel veel vallen en opstaan. Dat schept een band. Als op een feestje van een producent of van een branchevereniging wat hekwerkers aan dezelfde tafel zitten, hebben ze de grootste lol met elkaar. Ze geven elkaar rondjes, vertellen mooie verhalen en lachen heel wat af. We hebben al veel van die feestjes meegemaakt en hadden altijd een week nodig om bij te komen, want de gezelligheid kan zomaar doorgaan tot alle drank op is, als het al lang weer licht is.
Maar er zitten wel wat voorwaarden aan die gezelligheid. Want hekwerkers vinden elkaar alleen leuk, als ze héél erg ver van elkaar wonen of héél verschillende klantenkringen hebben. De directe concurrenten in de regio, daar lopen ze met een grote boog omheen en hebben ze scheldnamen voor die in geen enkel woordenboek staan.
“Ken je Jansen Hekwerk? Dat is een amateur. Die monteert zijn hek in verse beton en steunt het met latten en planken. De sukkel. Die kun je echt niet serieus nemen. En Pieterse, die vieze vuile %&#$, daar wil ik ook niets mee te maken hebben. Dat was mijn monteur vroeger. Die heeft zich eerst door mij laten leren hoe het moest en begon toen ineens zomaar voor zichzelf. Nu vertelt hij bij alle klanten dat hij beter is. Maar dat kan helemaal niet, want ik heb 30 jaar meer ervaring dan hij. En dan hebben we Klaassen nog. Dat is echt de grootste %&#$ die er op twee benen op deze aarde rondloopt. Weet je wat die gedaan heeft? Die heeft in MIJN stad, waar hij niets te zoeken heeft, in de drukste straat op een prachtige zichtlocatie, een klus van me afgepakt en daar een ontzettend groot naambord op gemaakt. Oh, en dan heb ik je nog niet over De Vries verteld. Dat is me toch een linkmichel. Als ik die ooit voor mijn auto krijg, dan geef ik gas. Die heeft op de één of andere manier een architect overtuigd – hij zal hem wel omgekocht hebben – om zijn eigen systeem voortaan in de bestekken te krijgen bij mijn grootste klant.”
Er is altijd wel iets. Pietje is te agressief met de marketing en de monteurs van Jantje groeten nooit terug, als je je hand naar ze opsteekt. Soms zijn hekwerkers kwaad op een collega-hekwerker, omdat die 17 jaar geleden, toen het bedrijf nog van zijn vader was, ooit een rolletje harmonicagaas kwam lenen en daar een rol van een andere producent – die natuurlijk gaas maakt van veel minder goede kwaliteit dan de fabriek waar ze zelf hun gaas kopen – voor terug kwam brengen. De schoft.
Als je hekwerkers zo over hun concurrenten hoort praten, dan denk je op het eerste gezicht: “Goh, werken wij in zo’n onsportieve branche?” Maar we snappen goed waar al die afgunst – en soms pure haat – vandaan komt. De zakenwereld is geen sportief potje voetbal op zondagmiddag onder amateurs. De zakenwereld is koud, kil en hard en als je moet ondernemen in een redelijk primitieve en ongereguleerde branche als de onze, maakt dat het nog eens extra moeilijk. Op het voetbalveld levert een iets te hard duwtje tegen de schouder hooguit een blauwe plek op, terwijl bij ons een klein duwtje van een concurrent zomaar een paar duizend euro kan kosten. En dan hebben we het nog niet over de grote duwtjes en de tackles. Die maak je niet goed met een klap op de schouder en een biertje na de wedstrijd.
Tegelijk is het jammer. Steeds als we met hekwerkers uit verschillende regio’s en soms zelfs verschillende landen aan tafel zitten en zien hoe die de grootste lol met elkaar hebben, dan vragen we ons af waarom dat nou regionaal niet kan. Het zou veel voordelen hebben, als je goed met de hekwerkers in je eigen regio kunt opschieten.
Je kunt elkaar aanbevelen voor de klussen die je zelf niet kunt of wilt aannemen. Je kunt montageploegen aan elkaar verhuren, als een grote klus snel af moet. Je kunt samen inkopen, om volume te bundelen en zo een betere prijs te krijgen. Als dat allemaal goed loopt en het vertrouwen groeit, kun je een keer samenzitten en kijken hoe je (natuurlijk netjes binnen de grenzen van de kartelwetgeving) elkaar kunt helpen het prijsniveau in je regio iets op te krikken, of elkaars grote klanten kunt beschermen. Of je kunt met twee of drie anderen een elektro-service-BV starten, waar je in je ééntje nooit genoeg werk voor had. Al is het maar omdat je dan veel makkelijker een doosje boutjes of wat beugeltjes van elkaar kunt lenen: Samen ben je altijd sterker dan alleen.
Om dat voor elkaar te krijgen, is verdraagzaamheid en acceptatie nodig. Iedereen heeft het moeilijk. Iedereen ploetert. In slechte tijden ploetert iedereen om aan orders te komen, in goede tijden ploetert iedereen om personeel te vinden en om levertijden acceptabel te houden. En bijna niemand in onze branche heeft daar speciale studies voor gedaan, het gros van de concurrenten leert met net zoveel vallen en opstaan als jij. En iedere concurrent zit daarbij weleens (of regelmatig) in het nauw en maakt dan rare – soms onsportieve – sprongen. Maar zodra je beseft dat de voetbalwedstrijd die je dacht te spelen, eigenlijk een rugbywedstrijd is, wordt het makkelijker om de harde duwtjes en de tackles als een part of the game te zien, en collega-hekwerkers als medestrijders, in plaats van %&#$.
Steek gerust eens je hand op, als je een collega ziet rijden die je tot gisteren een %&#$ vond, vanwege wat duwtjes tegen de schouder in het (soms verre) verleden. En de volgende keer weer. Na een keer of drie, vier, groet die collega wel terug. Als je hem dan een keer bij een tankstation tegenkomt, maak je een kletspraatje van vijf minuten – en dan blijkt hij misschien helemaal niet zo’n eikel als je dacht. Voor je het weet zit je samen na de wedstrijd een biertje te drinken. <
Comments